Plantagelening Suriname Rio Essequebo en Rio Demmerary van Cornelis Hartsinck, Jan van Rijneveld en soonen

Een prachtig groot formaat (26,5 X 42 cm) oud aandeel betreffende slavernij historie. Amsterdam, 17 juli 1771. Uitgegeven door Cornelis Hartsinck, Jan van Ryneveld en soonen. Kwaliteit Fr. (veel keren gevouwen), kleine ezelsoortjes, op de vouwen gering ingescheurd. . In de kantlijn en op het recu staan de aflossingen genoteerd tot 1838. Als ik het goed tel is er circa 500 guldens terugbetaald op deze lening van duizend guldens. Prijs € 150

 

Cornelis Hartsick plantagelening

Surinaamse plantagelening cornelis hartsinck jan van ryneveld en soonen

 

 

 

Volgens J.P. van der Voort, De Westindische plantages van 1720 tot 1795: finantiën en handel, Eindhoven, 1973, 318 nemen Jan van Rijneveld en Soonen in 1771 de directie van de obligatielening van 01.07.1767 van fl.1.879.000 à 51/2% op plantages in Essequebo en Demerary over van Tulleken de Vos & Co. De hypothecaire leningen waren bedoeld om de productie van de plantages te verhogen in concurrentie met de Franse in Westindië. Als regel werd ten hoogste 5/8 van de taxatiewaarde van de betreffende plantages geleend. De voortgebrachte producten werden aan de kredietverstrekker toegezonden, die uit de opbrengst rente en aflossing betaalde. Een jaar na de beëindiging van de Vierde Engelse Oorlog blijkt het geleende bedrag gestegen tot fl.2.200.000, maar de rente is gedaald tot 2%. Aflossing, die na 5 jaar zou beginnen, wordt alleen verwacht uit executoriale verkoop. Toch komt het fonds volgens Van der Voort na de definitieve overdracht van deze koloniën aan Groot Brittannië in 1814 nog onder directie van J. H. Molkenboer en P. Portielje Abrz. In het overzicht voor 1820/21 in Stadsarchief Amsterdam, Inventaris 600 (Archief Ketwich en Voomberg), Nr.742 is het aantal plantages gedaald van 36 naar 13. Rentebetalingen in 1777-1795 worden vermeld in Bijz.Coll. Nr. 266 (Effecten) onder Cornelis Hartsinck.

 

 

Demerary

(Engels: Demerara) was tot 1814 een Nederlandse kolonie. Demerary was een onderdeel van de Nederlandse kolonie Essequebo (Engels: Essequibo), officieel heette de kolonie Essequebo en Demerary. De rivier werd in 1745 opengesteld voor de vaart, exploitatie en de aanleg van plantages. De oproep tot vestiging in de kolonie vond veel gehoor bij Britse planters, komende van Barbados. Het Britse element in dit deel van de kolonie was erg groot. De kolonie groeide snel en na ongeveer 20 jaar was Demerary Essequebo voorbijgestreefd. Na 1780 werd een kleine hoofdstad gevormd dicht bij de monding van de rivier. Deze kreeg in 1784 de naam Stabroek, vernoemd naar een van de bewindhebbers van de WIC. Nadat de Britten de kolonie bezet hadden van 1796-1802, gaven ze Demerary, Essequebo en Berbice bij de Vrede van Amiens terug aan de Bataafse Republiek. De koloniën werden op 3 december 1802 opgedragen aan het Bataafse bewind. De vrede was slechts van korte duur en op 19 september 1803 werden Demerary en Essequebo opnieuw bezet door Britse troepen. In 1812 werd de hoofdstad Stabroek omgedoopt tot Georgetown. Bij de conferentie te Londen in 1814 werd afgesproken Demerary, Essequebo en Berbice af te staan aan het Verenigd Koninkrijk. Deze afspraak werd bekrachtigd op het Congres van Wenen. Demerary, Essequebo en Berbice werden in 1831 samengevoegd tot de kolonie Brits-Guiana.

Essequebo

(Engels: Essequibo) was van 1616 tot 1814 een Nederlandse kolonie in de regio van de gelijknamige rivier aan de noordelijke kust van Zuid-Amerika. De kolonie vormde onderdeel van de koloniën die ook bekend zijn onder het verzamelbegrip Nederlands-Guiana.

Essequebo ontstond uit de eerste Zeeuwse kolonie Pomeroon, die waarschijnlijk in 1596 door Spanjaarden en lokale strijders werd verwoest. De Zeeuwen trokken daarop onder leiding van Joost van der Hooge naar een eiland in de rivier de Essequebo (eigenlijk in de zijrivier de Mazaruni) om zich op deze strategischer gelegen plek opnieuw te vestigen om er ruilhandel te drijven met de lokale bevolking. Van der Hooge trof er een ouder verwoest stenen Portugees fort aan (het Portugese wapen was uitgehouwen boven de poort). Hij bouwde er met geld van de WIC van 1616 tot 1621 een nieuw fort dat hij 'Fort Ter Hoogen' doopte, maar onder de bevolking al snel bekend kwam te staan als 'Fort Kyk-over-al' (of Kykoveral, in latere bronnen ook 'Kijkoveral'). Hier bevond zich het bestuur van de WIC (dat zich er vanaf 1621 vestigde) en de hele kolonie, inclusief de gouverneur. De kolonie werd aanvankelijk Nova Zeelandia ("Nieuw-Zeeland"; of Zelandia Nova) genoemd, maar al snel kwam de naam Essequebo in gebruik.

Op de zuidelijke oever van de rivier werd het gehucht Cartabo gebouwd met 12 tot 15 huizen. Rond de rivier werden plantages aangelegd waar slaven katoen, indigo en cacao verbouwden. Op Forteiland of '(Groot) Vlag(gen) Eiland' iets stroomafwaarts werd het Fort Zeelandia gebouwd. Vanaf 1624 werd het gebied permanent bewoond en vanaf 1632 kwam het met Pomeroon onder het bestuur van De Kamer van de WIC in Zeeland. In 1657 werd het gebied door de Kamer overgedragen aan de Walcherse steden Middelburg, Veere en Vlissingen, die er de 'Directie der Nieuwe Colonie op Isekepe' vestigden. Pomeroon werd vanaf toen 'Nova-Zeelandia' genoemd. In 1658 maakte cartograaf Cornelis Goliath een kaart van de kolonie en had het plan er een stad genaamd 'Nieuw Middelburg' te stichten, maar de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665-1667) maakte aan deze plannen een einde. Essequebo werd in 1665 veroverd door de Britten (net als de overige Nederlandse kolonies in Guyana) en vervolgens geplunderd door de Fransen. Een jaar later stuurden de Zeeuwen een eskader om het te heroveren. Terwijl de Surinaamse kolonies werden heroverd door Abraham Crijnssen werd het inmiddels verlaten Essequebo weer bezet door Matthys Bergenaar.

In 1670 nam De Kamer van de WIC in Zeeland het bestuur weer over. De Nederlandse koloniën in het gebied kregen het daarop zwaar te verduren onder invloed van de Negenjarige Oorlog (1688-1697) en de Spaanse Successieoorlog (1701-1714), die vijandelijke zeerovers naar het gebied brachten. In 1689 werd Pomeroon verwoest door Franse zeerovers en werd niet weer opgebouwd. De Kamer van de WIC in Zeeland behield de macht, hetgeen soms leidde tot kritiek van De Kamer van de WIC in Amsterdam, die er ook plantages wilde beginnen. De Zeeuwen hadden echter de kolonie zelf gesticht en nadat ze Essequebo onder leiding van commandeur van Fort Nassau Bergen opnieuw innamen in 1666, beschouwden ze zich als rechtmatige bestuurders van het gebied. Onder gouverneur Laurens Storm van 's Gravesande kwamen vanaf 1740 ook Engelse planters naar de kolonie. Vanaf 1745 nam het aantal plantages langs de Demerary en haar zijrivieren snel toe. Vooral Britse kolonisten vanuit Barbados begonnen zich hier toen te vestigen. Vanaf 1750 werd een commandant hierover aangesteld, waardoor ze een eigen vertegenwoordiging kregen. Rond 1780 werd een kleine hoofdplaats aan de monding van de Demerary gesticht, die in 1784 de naam Stabroek had, naar Nicolaas Geelvinck, heer van Stabroek (België) en opperbewindvoerder van de WIC.

Van 27 februari 1781 tot februari 1782 werd de kolonie bezet door de Fransen. In 1796 werd het definitief door de Britten bezet. In 1800 telden Essequebo en Demerary gezamenlijk ongeveer 380 suikerrietplantages. Bij de Vrede van Amiens herkreeg Nederland de kolonie Essequebo nog even kortstondig tussen 1802 en 1803, maar daarop bezetten de Britten het opnieuw. In 1812 werd Stabroek door de Britten hernoemd tot Georgetown. Essequebo werd officieel Brits territorium op 13 augustus 1814 als onderdeel van het Verdrag van Londen, en werd samengevoegd met de kolonie van Demerary. Op 21 juli 1831 werd Demerary-Essequebo verenigd met Berbice tot Brits-Guiana.

Nederlandse fortificaties na de Nederlandse koloniale periode Het fort Kyk-over-al verviel langzamerhand onder invloed van de weerselementen. Na het slepende grensconflict tussen Venezuela en Brits Guiana eind 19e eeuw trok begin 20e eeuw een groep Nederlanders naar het eiland om de Nederlandse herkomst te bewijzen, zo getuigt een publicatie van de hand van ene Fred. Oudeschans Denz in 1910. Het eiland werd toen schoongemaakt en de fundamenten werden blootgelegd. In 1997 werd het fort met behulp van Guyaanse gevangenen opnieuw blootgelegd. De Guyaanse overheid liet er een steiger aanleggen en onderhoudt het eiland voor de toeristen. Momenteel staat alleen de poort nog overeind. Fort Zeelandia vormt het best bewaard gebleven Nederlandse fort van Guyana en bevat ook voorzieningen voor het toerisme.

Download de plattegrond van Essequibo and Demarary ( 1798 ) hier.

Kijk ook bij de Consignatiepenningen veenderij Loosdrecht 1853

Kijk ook bij de Surinaamse Plantage lening 1771 Cornelis Hartsinck, Jan van Ryneveld en Soonen

Kijk ook bij de Surinaamse plantage lening 1768 Daniel Changuion